Moreel of moralistisch leiden

Onze maatschappij kent een toenemende ‘ik-gerichtheid’. Deze individualisering is voortgekomen uit een emancipatiestrijd om de individuele rechten en de individuele vrijheid als ons hoogste goed te beschouwen. Terecht dat ook individuele ontwikkeling van kinderen centraal staat. Maar misschien schieten we wel eens wat te ver door in het gedogen van een onbeperkte ruimte voor deze individuele vrijheid, waardoor sociale ontwikkeling en essentiële waarden en normen over hoe de samenleving er uit zou mogen zien gaan verschuiven, verdwijnen of behoorlijk geweld wordt aangedaan.

Buitengewoon hoogleraar Cees Zwart noemt dit de amorele ruimte. Hij bedoelt hiermee dat we alleen worden afgerekend op behaalde doelen, maar niet verantwoordelijk worden gesteld voor de consequenties van onze daden. Het doel heiligt dan alle middelen.
In zo’n maatschappij wordt je niet meer voor de vraag gesteld of iets zinvol is of niet? Of een beslissing wel moreel verantwoord is of niet? Kortom je wordt niet uitgenodigd tot morele reflectie. Amoreel handelen is handelen zonder je bezig te houden met de vraag wat nu goed of juist is.

Ook in het onderwijs zien we leidinggevenden in zo’n amorele ruimte werken. Ze nemen geen standpunten in en durven zich niet uit te spreken over goed en kwaad. Ze houden zich liever bezig met de bedrijfsvoering, de toetsresultaten of het bewaren van de lieve vrede. Amorele schoolleiders zijn geen leiders, je weet niet waar ze voor staan.

Moreel leiderschap is gebaseerd op ons gevoel voor goed en kwaad. Onze persoonlijke waarden geven richting aan ons handelen. Zij vormen de spiegel van onszelf (Ben ik wel eerlijk naar mezelf). Vanuit die waarden bepaalt een moreel leider een standpunt of plaatst hij kritische kanttekeningen bij de standpunten van anderen. Morele leiders inspireren. Ze dagen anderen uit om mee na te denken over goed of kwaad, de juistheid van beslissingen, of de goede kijk op de zaak.

Moreel oordelen komt van binnenuit en is het resultaat van een persoonlijke afweging. Morele leiders treden de wereld tegemoet vanuit een innerlijke acceptatie dat de dingen zijn zoals ze nu zijn. Hij weet dat goed en kwaad bij het leven horen en veranderlijk zijn. Wat vandaag nog goed is kan morgen slecht blijken te zijn. Daarom blijft dialoog belangrijk.

Moralistisch leiderschap is het anderen de ‘mores’ (de goede zeden) leren. Een moralistisch leider vraagt of erger nog dwingt ons zijn normen van goed en kwaad over te nemen. Moralistische leiders zijn zwart-wit mensen. Iets is goed of fout, elke nuance ontbreekt bij hen.

Moralistische oordelen worden gevormd in reactie op iets wat zich buiten de persoon afspeelt. Men laat zijn goed- of afkeuring dan blijken. Moralistische leiders zijn ervan overtuigd dat iets niet is zoals het zou moeten zijn. Het moet veranderd worden. Zij beschouwen zichzelf als de vertegenwoordigers van het goede, die moeten strijden tegen het kwade (de moraalridders). Zij proberen anderen te overtuigen van hun gelijk en nodigen niet uit tot zelfreflectie.

Moralistische leiders ontnemen anderen hun persoonlijke  verantwoordingsplicht. Je hoeft je niet meer ten opzichte van jezelf te verantwoorden, maar alleen ten opzichte van de opgelegde norm. Dat maakt mensen monddood, afhankelijk en volgzaam (de bekende wandelgangen- afschuif- of klaagcultuur) of er groeit verzet tegen de oordelende houding (de beruchte vecht- of hakken-in-het-zand cultuur). Een moralistische leider legt zijn wil op en beperkt daarmee de ruimte van anderen

 

Geef een reactie