Funderend onderwijs hoort een stevige basis voor later te leggen. Niet alleen voor vervolg- en beroepsopleiding, maar ook voor het volwaardig functioneren als verantwoordelijk mens en als participerend burger in de maatschappij. Daar is basisbagage voor nodig. Van oudsher spreken we in dit verband dan ook over ‘ínstrumenteel-culturele vaardigheden’. De basis die je nodig hebt om verbinding te maken met en grip te krijgen op een steeds groter wordende en voortdurend veranderende wereld.
Een mogelijk voorzet voor het curriculum van de toekomst kan er als volgt uit zien.
Het harde curriculum
De basis voor het harde curriculum is onomstreden en niet-onderhandelbaar. De ondergrens van het taal/lees- en het reken/wiskundeniveau zijn nu scherp gedefinieerd in referentieniveaus. Dit is een belangrijk resultaat van het gevoerde onderwijsbeleid in de afgelopen jaren. Een beleid dat nu niet verder moet doorschieten maar wel met volharding, consequent en consistent moet worden volgehouden.
Een tweede onderdeel van het harde curriculum is volgens mij niet de huidige limitatieve opsomming van vak- en vormingsgebieden met kennis- of competentie-elementen, die scholen verplicht in hun curriculum op moeten nemen. Nee, ieder bestuur en elke school beschrijft en verantwoordt expliciet op basis van de doelen die de maatschappij bij monde van de overheid aan het onderwijs stelt en het eigen meerjarenperspectief (onze stip op de horizon):
- welke inhoudelijke keuzes zij maakt;
- op welke wijze zij het ontwikkelproces pedagogisch-didactisch inricht;
- hoe zij dit arrangement in verbinding met ouders en samenwerkingspartners realiseert;
- wat de te verwachten resultaten zullen zijn.
Het zachte- of keuze curriculum
Dit onderdeel van het curriculum moet recht doen aan onze vrijheid van onderwijs en waarborgt diversiteit in het systeem. Hier maken scholen bewuste pedagogische, onderwijskundige, organisatorische, didactische en identiteitsgebonden keuzes. Hier ligt de basis voor de schoolkeuze van leerlingen en hun ouders. Hier tonen leraren, schoolleiders en scholen hun professionaliteit. Hier liggen de mogelijkheden om lokale en regionale accenten te plaatsen en je school te profileren. Hier ligt ook de innovatieruimte.
Dit betekent echter geen vrijbrief dat alles ook goed is. Zoals hierboven benoemd dienen we ook expliciet te beschrijven en te verantwoorden waarom we bepaalde keuzes maken, wat het curriculum is, hoe en met wie we het uitvoeren en welke resultaten we daarbij halen. Niet in de vorm van vrijblijvende convenanten of harde prestatieafspraken, maar meer in de vorm van een gezamenlijke ambitie. Bij realisatie leidt dit tot meer budget, meer maatschappelijke erkenning, meer beroepstrots, meer vertrouwen, meer professionaliteit en meer innovatie. Het leidt vooral tot meer werkplezier, meer energie en meer perspectief in onze scholen.
Het keuzecurriculum dekt de brede definitie van ‘instrumenteel culturele vaardigheden’. Bij het maken van die keuzes zijn drie perspectieven van belang:
Pedagogisch perspectief
Bij dit belangrijke perspectief gaat het over de niet meetbare, maar wel merkbare zaken als ‘pedagogisch klimaat’, de ‘sfeer’ in de klas, de ‘pedagogische tact’ van de professional of het ‘welzijn’ van het kind op uw school. Bij dit perspectief staan vragen centraal als: Vanuit welk mensbeeld willen we werken? Wat is onze visie op onderwijs en opvoeden?
Perspectief van zingeving, ethiek & esthetiek
Bij dit tweede perspectief gaat het om wat de Duitse filosoof Wilhelm von Humboldt ‘bildung’ noemt . Hij heeft het dan over de algemene ontplooiing van alle menselijke kwaliteiten. Niet alleen over algemene kennis, maar ook om het ontwikkelen van oordelend vermogen, moreel bewustzijn en goede smaak (het juiste, het ware en het schone). We constateren hierbij helaas dat het onderwijs het af moet leggen tegenover de media. Het internet, de groep, de sociale netwerken en het mobiele verkeer zijn waardevolle bronnen maar voor de ontwikkeling van ‘levensankers’ zijn goede vragen, een nieuwsgierige onderzoekende attitude en ondernemend gedrag nodig. Juist hier heeft het onderwijs volgens mij een taak.
Inhoudelijk perspectief
Bij dit perspectief gaat het om inhouden vanuit verleden en heden, die nodig zijn om de toekomst te kunnen duiden. Het gaat daarbij niet alleen om taal en rekenen, maar vooral om het begrijpen van de realiteit zoals deze zich nu voordoet en daar kansen en ontwikkelrichtingen in zien hoe het straks kan worden. Dat gaat verder dan de traditionele vak- en vormingsgebieden, maar daar is wel een denklijn uit te destilleren:
- Science: natuur, milieu, techniek & duurzaamheid
- Civics: geografisch, historisch, sociaal maatschappelijke realiteit & wereldburgerschap
- Economics: economie, geo-politieke realiteit & ondernemendheid
- Arts: filosofie, kunst, cultuur, media & tijdsgeest
- Lifestyle: geluk, gezondheid, vrije tijd & vitaliteit
Het vernieuwend curriculum
Dit onderdeel van het curriculum probeert de brug te slaan tussen het traditionele curriculum en nieuwe mogelijkheden die zich voortdurend aandienen door veranderingen in de samenleving, door onderzoek en door nieuwe technologie. Onderwijs doet in ‘leren’ maar slaagt er op dit moment zelf nog niet zo goed in om een open zelf-lerend systeem te zijn dat puzzelt met paradoxen en om kan gaan met de adaptieve uitdagingen van deze tijd.
Naast de algemene kenmerken die we hiervoor beschreven hebben, horen daar andere ‘instrumenteel culturele vaardigheden’ bij. We noemen er vier.
Sociaal communicatief vermogen
Het gaat hier niet alleen om de keuze voor de vreemde talen die we in onze scholen doceren, ook thema’s als contact kunnen maken en kunnen onderhouden, wereldwijd respectvol cross-cultureel kunnen communiceren en het voeren van dialoog, debat en discours horen tot deze groep vaardigheden.
Samen werkend, samen lerend en samenlevend vermogen
Essentieel in deze groep is het begrip ‘ondernemendheid’. Het is een overkoepelend begrip voor de combinatie van een ondernemende houding en ondernemend gedrag.
Een ondernemende houding houdt in dat een leerling, leraar of individu zelf de regie pakt en initiatief neemt, knelpunten oplost of verbeteringen aanbrengt. Bij een ondernemende houding gaat het bijvoorbeeld om: nieuwsgierig zijn, open staan voor, vragen stellen, op onderzoek uitgaan, een vooruitziende blik hebben, denken in kansen, mogelijkheden zien, eropuit trekken, je steentje bij willen dragen, participeren, etc. Het betekent kort gezegd dat je over de vaardigheid beschikt om complexe dingen aan te pakken vanuit een idee, visie of opvatting hoe het ook anders kan.
Het gaat er echter niet alleen om dat je kansen ziet, maar ook dat je ze pakt en omzet in concrete acties. Dat noemen we ondernemend gedrag met als kenmerken o.a. initiatief nemen, lef hebben, verantwoordelijkheid nemen, innovatief willen zijn, je verbinden met anderen, empathie, resultaatgericht, productief, flexibel en volhoudend.
Slimmer informatie verwerkend vermogen
Deze categorie valt uiteen in twee delen:
- Kritisch denken: Onderzoek biedt houvast bij systematische analyse en het scherpen van ons beeld van de werkelijkheid (vragen stellen, passende methode kiezen, relevante data verzamelen, (samen) analyseren en concluderen, etc.);
- ICT geletterdheid: Het gebruik van informatie, media en nieuwe technologie helpt ons om een weg te vinden in alle beschikbare informatie. Het gaat hier bijvoorbeeld om thema’s als mediawijsheid, informatiemanagement, effectief ICT, media & technologie gebruik.
Scheppend vermogen
Bij het werken aan ‘levensechte’ meer adaptieve uitdagingen wordt een beroep gedaan op ons scheppend vermogen oftewel het vermogen om daadwerkelijk iets te verbeteren, te veranderen, iets toe te voegen of iets te vernieuwen. Daarbij doen we een beroep op onze creativiteit. Bij creativiteit gaat het enerzijds over ‘verbeeldend’ vermogen (denkkracht) en anderzijds over ‘maak’ vermogen (doekracht).
Je reactie
Wat vind je van een indeling in een hard- keuze- en vernieuwend curriculum?
Hoeveel tijd gaan we aan wat besteden?
Mis je nog iets?